De meeste onder ons (zelfs degenen die soepel zijn) hebben tot op zekere hoogte ook stijve spieren.
We hebben allemaal spieren in ons lichaam die niet zo soepel zijn. Sommige mensen moeten alleen wat verder strekken om ze te vinden. Af en toe komt er iemand naar de les die zo soepel is, dat er geen stijfheid lijkt te zijn in het lichaam. Iemand die gemakkelijk voorover kan buigen, achterover, en zonder hard te werken gemakkelijk in bijna alle houdingen kan komen.
Als zo’n flexibele deelnemer samen met iemand die stijve spieren heeft in een beginners les zijn, zal de stijve deelnemer de flexibele deelnemer vaak zien als ‘goed in yoga’ (en soms daardoor zichzelf als niet goed bestempelen). Maar is de flexibele deelnemer echt beter of zelfs ‘goed in yoga’?
Meestal is het antwoord nee. Laatst probeerde ik dit uit te leggen aan nieuwe deelnemer. Het is niet verrassend dat ze het niet geloofde. Hoe kan iemand die gemakkelijk voorover kan buigen, het hoofd op haar benen kan leggen, als ‘niet goed in yoga’ worden beschouwd?
Wanneer we een spier strekken, stuurt die spier een signaal naar onze hersenen. We voelen of de strekking intens is, of niet zo intens, afhankelijk van hoe stijf we zijn. Het gevoel van de stijve deelnemer is meestal intens, zelfs als hij iets minimaals doet. De flexibele deelnemer krijgt niet zoveel feedback als ze dezelfde minimale rekoefening doet, dus rekt ze verder en vaak zelfs veel verder om iets te voelen.
De stijve deelnemer zal zelden over zijn grenzen heen gaan omdat zijn spieren schreeuwen het is ver genoeg!
Terwijl de flexibele deelnemer maar doorgaat met strekken en strekken en strekken. De flexibele deelnemer kan gemakkelijk over hem/haar beperkingen heen strekken om gewoon meer te willen voelen (het voelt immers goed om te strekken). En je kunt gemakkelijk zien hoe dit overstrekken, in een poging iets te voelen, tot blessures kan leiden.
Vraag het aan elke yoga beoefenaar die ooit een blessure heeft gehad. Blessures zijn een belemmering voor een continue beoefening van yoga. Soms raken mensen helemaal gedesillusioneerd, denkend dat het aan de yogaoefeningen ligt dat ze blessures oplopen en stoppen ze met oefenen. Of ze nemen een langere tijd een pauze van de yogalessen en schakelen over op fietsen of zwemmen. Fietsen en zwemmen is geweldig, maar ze zullen je Paschimottanasana (vooroverbuiging) niet verbeteren.
Blessures zijn niet het enige mogelijke probleem waarmee de flexibele deelnemer wordt geconfronteerd in yoga.
De stijve deelnemer zou tegen zichzelf kunnen zeggen: “Ik ben niet goed in yoga”, omdat ze niet zo soepel zijn als de flexibele deelnemer.
De flexibele deelnemer zou tegen zichzelf kunnen zeggen: “Kijk ik ben zo goed in yoga”. Zelfs na een paar maanden les volgen ben ik al zo ver gekomen!”
En van daaruit gaan ze door met zichzelf te desillusioneren – vooral als ze docenten hebben die hen voortdurend belonen met lof omdat ze gewoon flexibel zijn. Het is moeilijk om leergierig te blijven als je denkt dat je niets te leren hebt omdat je “al zo gevorderd bent”. Het is bijzonder lastig om iemand iets te leren die denkt dat ze niets te leren hebben.
Yoga gaat niet over het goed of niet goed doen van houdingen.
Sutra 1.2 definieert yoga door ‘yogah chittavritti nirodhah’, “Yoga is het stilzetten van de wervelingen van de gedachten”. Er staat niet dat “Yoga het vermogen is om je hoofd op je been te leggen”. Eigenlijk zijn er maar een paar sutra’s die over yogahoudingen gaan. Alle andere sutra’s houden zich bezig met het vergroten van het bewustzijn en het bewustzijn om vrede te vinden.
Yoga gebruikt het lichaam om dit verhoogde bewustzijn te vinden. Het gaat over de integratie van het lichaam, geest en de adem. Je hoeft niet flexibel (of jong of fit) te zijn om hieraan te werken. Je hoeft alleen maar de juiste les te kiezen voor jouw niveau.